Laatste brief Kofjekokertje

De brief die het 13-jarige Kofjekokertje Hansje Aupperlee uit Middelharnis eind december 1920 aan zijn moeder schreef. De jongen was opvarende van een visserssloep. In die tijd was een kofjekokertje –iemand die lichte werkzaamheden deed, koffie zette en de sloep schoonhield– vaak niet ouder dan een jaar of 10.

De jongen schrijft aan zijn moeder dat het goed met hem gaat en dat hij niet zeeziek is. Enkele dagen later, op 4 januari 1921, valt hij van boord en verdrinkt.

 

Moeder,

ik weet niet veel te schrijven, maar ik weet dat ik niet zeeziek ben geweest

dus moeder ik heb het goed, en Klaas ook

dus moeder ik ben goed binnen gekomen

dus moeder ik heb het o zo goed naar mijn zin,

dus moeder ik heb het gehad over die laarsen maar ik zal nog maar wachten met die laarsen,

moeder ik laat u weten dat wij Leen gezien hebben en ze waren zaterdagmorgen op zee,

dus moeder Leen heb mooie reis gemaakt

dus moeder het is toch maar te wensen dat wij ook wat gouw gaan verdienen

dus moeder wij hebben nouw achtentwintig honderd gulden besomd

dus moeder wij gaan nu wat voor u verdienen  vooral Leen nu

ik denk dat Leen wel 32 gulden voor u verdiend heeft,

dus moeder u gaat nu wat aan Leen krijgen, dat is te hopen van mij ook

dan gaat het al maar meer beginnen,

dus moeder u heb helemaal geen zorg te hebben

dus u schreev dat u een zaterdag buiten geweest ben,

dus moeder wij nou ook nog wel wat gevangen

moeder u ben nog bedankt voor uw brokken

 

dag hoor

de groeten aan u allen

moeder ik schrijf nogmaals

dag hoor     dag vader     dag moeder en Hanna dag hoor

ik gaan nu eindigen met mijn pen

maar niet met mijn hand

dag moeder    dag Hanna

dag vader   op hoop van zegen maar hoor

dat doe ik ook

dag allen    zeg allen gedag

 

mijn naam is Johannes Aupperlee

 

dag hoor aan allen, dag moeder

dag vader   Hanna  dag allen